Maan.

Met enige regelmaat moet je het voorspelbare zien te doorbreken. Zeker op een dag als vandaag, waarbij geen mus te zien is, maar koolmeesjes er alles aan doen om in de schaduw van een boom van het dak weg te blijven. Waardoor dat oude gezegde ook niet meer opgaat. Dan is het goed dat Martin mij wist te inspireren door een foto te sturen van een object dat het volgende gedicht naar voren brengt:

GEDICHT

IK DICHT IN HET LICHT
VAN EEN DUISTERE MAAN
BEN MIJ BEWUST VAN MIJN
NIETIG BESTAAN

IK DENK WAT EN LAAT HET AAN
ANDEREN OM TE DENKEN AAN MIJ
VOEL ME SOMS EEN KOEKOEKSJONG
EN DESONDANKS HEEL BLIJ

LAAT PIEKEN IN DALEN BELANDEN
KLAP GEREGELD IN MIJN HANDEN
ZET DE WEKKER OP HALF ZEVEN
WANT DAN GA IK HET ALSNOG BELEVEN

MIJN TIJD IS NOG NIET DAAR
MAAR VIND IK HIER OOK NIET
DAT DOET SOMS WAT VERDRIET
MAAR VEEL ZIE IK DAARVAN NIET

IK HAAST ME, HEB ALLE TIJD
EN ONTDEK DAT DE TIJD STEEDS VERDERE GLIJDT
EEN LANGE ZIN, OM KORT TE OMSCHRIJVEN
WAAR DIEZELFDE TIJD TUSSEN MIJN VINGERS VERDWIJNT

ALSOF IK GEEN IDEE HEB WAT IK NOG MEER KAN VERZINNEN
WORDEN MIJN WOORDEN STEEDS LANGER VAN BINNEN
WEET IK NIET HOE IK ME ANDERS MOET UITEN
EEN LACH EN EEN TRAAN EN TRANEN MET TUITEN

ONZINNIG DUS MAAR IK RAAK HET NIET KWIJT
HEB DAAROM GEEN ENKELE SPIJT
DAT IK DE WOORDEN DIE HIER NU STAAN
MET NIEMAND KAN DELEN, VOLGT WEER EEN TRAAN

DEEZ’ VLOEIT NAAR BINNEN EN ZAL GAAN VERDWIJNEN
IN HET EEUWIGE LICHT VAN DIE VOLLE MAAN.