Voorzienigheid.
Wanneer ik weer wat aan het bladeren ben, hoewel van een vorm van bladeren is nauwelijks sprake, kom ik schrijfsels tegen waarbij ik mijn gedachten letterlijk de vrije teugels heb gelaten. Dat ik van de ene zin simpelweg in een andere zin terecht ben gekomen, en dat ik mij minder de vraag stel wie ik daar nu een genoegen mee doe. Hooguit kun je je nog kwalificeren door op voorhand je te diskwalificeren want ook de voorzienigheid laat het voor een belangrijk deel afweten. En dat ontneemt niet alleen de burger moed, de angst ontstaat dat er op termijn nog veel belangrijker beslissingen dienen te worden genomen. Dat dit de portemonnee betreft ook dat zal een wezenlijke rol gaan spelen. En dat de behoefte om te zien en gezien te worden zal gaan afnemen, ook dat zal menigeen waarschijnlijk op termijn niet ontgaan. Ik bedoel maar, wie ben ik om de ander te schaden, zolang ik nog steeds in de mogelijkheid ben om geenszins te gaan schaden? Hooguit de vinger op een zere plek leg in de veronderstelling dat dit die ander ook niet is ontgaan.
Maar ook daar kan de voorzienigheid geenszins een rol in blijven spelen.