Ondertoon

Het zijn soms van die ‘gedichten’, waar je een zekere ondertoon in kunt bespeuren. En dat slaat dan op die twee gedichten van de afgelopen dagen. Er zitten elementen in van vervreemding en in een bepaalde mate ook van angst. Niet zozeer voor het onbekende, maar meer in het bekende dat dagelijks de klok slaat. Want kijk om je heen en je ziet veel mensen wat huiverig door de straten gaan. Terwijl overal bespiedende camera’s beelden vastleggen en je geen idee hebt wie de mensen zijn die zich met deze beelden bezig houden. Dat de Grote Broers ergens ver weg jouw stappen kunnen volgen, dat er mogelijkheden zijn om het hele dagelijkse verkeer lam te gaan leggen en dat een gewaarschuwd man niet zijn hoofd tussen de schouders uit het zicht laat verdwijnen. Achterdocht in zekere zin en de vraag wie welk belang in deze zaak kan hebben, ook die vraag laat zich niet beantwoorden. En dan komt die benauwende race in zicht.

Van de week zal het Amerikaanse volk duidelijk gaan maken wie de nieuwe President gaat worden. Is het die met zichzelf ingenomen man die er alles aan doet om zijn ‘hachie’ te gaan redden? En welke kansen liggen er nog voor Kamela? En onderwijl gaan op allerlei wijzen sportwedstrijden simpelweg door. Of worden uitgesteld omdat de regen met bakken uit de lucht valt. Worden doelpunten gemaakt en is de tegenstander geregeld het haasje. Verlies is niet altijd om te zetten in een winst op termijn. En over transfersommen wordt ternauwernood gesproken. Niet alleen dit soort zaken zijn het die mij beroeren, maar ook sta ik stil bij het leven van een ander. En niet in de laatste plaats bij mijn eigen leven. Treurnis is nu eenmaal geen goede raadgever, deernis evenmin.

Maar heel eerlijk gezegd: het huilen staat mij nader bij dan het lachen.