Doneren.
Het zijn niet direct dilemma’s die mij weerhouden om mijn kijk op de wereld naar voren te brengen. We leven simpelweg in een wereld welke van het ene moment op het andere voor een verschuiving kan gaan zorgen. Wanneer zich een stroomstoring voordoet, de datacenters meer dan voldoende stroom op gaan slurpen en het koelwater het wateroppervlak van stoffen voorziet waar niemand op zit te wachten. En dan tref ik een pleidooi van iemand die daar verstand van heeft: AI. Omschreven als Kunstmatige Intelligentie terwijl in een ander tijdperk ook al die woorden te vinden waren: KI. Wat toen stond voor Kunstmatige Inseminatie en waar aan de Noordervaart een gebouw stond dat zich met deze vorm van bevruchting bezig hield. Waar de stier Herman zorgde voor vele nakomelingen. En over doneren gesproken: ook dat deed zich bij de mensheid voor. Zaaddonoren, die niet voor een gezin maar wel voor nageslacht kozen. Waarbij de vraag of er ook sprake kon zijn van erfelijk overdraagbare ziektes, niet werd gesteld.
Ook ik was in een andere periode van mijn leven donor. Simpelweg van bloed en bracht het tot 88 afgiftes. Moest er toen acuut mee stoppen, daar ik in 1 week tijd drie hartinfarcten had overleefd. Een andere tijd in totaal andere omstandigheden. De reden van mijn bloedafgiftes? In dienst kreeg je een dag prestatieverlof, wanneer je een halve liter bloed doneerde. Het vervelende was alleen dat je ook werd gebruikt om mensen die voor de geneeskundige dienst in opleiding waren, langdurig aan het prikken waren voor ze de juiste ader te pakken kregen. Een ander voordeel was dat je in de vreetschuur speciaal gemaakt voedsel kon gaan verorberen. Waardoor de woorden van Cruyff gangbaar werden:
‘ieder nadeel heb z’n voordeel…’