Nabij (2380)
‘Over de doden niets dan goeds. Daar komt het veelal bij de (over)levenden op neer. Hij of zij was nu eenmaal een voorbeeld voor velen. Altijd te goeder trouw, een rots in de branding, een mens waar je staat op kon maken. Een rustpunt in een hectische tijd, een tijd vol verwarring, waarin een grote mate van achterdocht niet alleen een schrikbeeld voor velen was, maar ook een ijkpunt voor anderen. En altijd waren raadgevingen goedbedoeld. Daar viel niet aan te tornen. Een toonbeeld. Waardoor er momenteel sprake is van een eerbetoon. Aan allen die in het voetspoor treden. Van hem of haar, die er niet meer is. De dierbare overledene.’ Ik las een stuk over een klacht die wij als nabestaanden aan het Medisch Centrum Alkmaar hadden geschreven. En, nadat mijn moeders man, onze vader als schoonvader naar voren werd gebracht, een foutje dat menig ander had kunnen overkomen, ware het niet dat dit een directeur van dat ziekenhuis betrof. Het is dan 1 september 1987. Mijn vader, haar man en schoonvader rust dan in het graf bij zijn vader en een broer van zijn vader. Daar rusten ze nog, want mogelijk dat Klaas Pijper daar eeuwig durende grafrechten voor heeft betaald. Bij leven die plek heeft uitgezocht en zich, tijdens zijn werkzame leven als plantsoenenbaas, vanuit die positie die plek heeft verworven. Van mijn grootmoeder zaliger ontbreekt elk spoor… Zij leefden reeds jaren gescheiden onder een en hetzelfde dak, Lindenlaan 97 in Alkmaar. En opa zat de ganse dag op een bankje onder de buste van ‘Truitje’, aanschouwde vanuit die positie het oprukkende blik dat zich voortbewoog over de Kennemerstraatweg, op weg naar de Singel. Een bruin cahier met het handschrift van mijn vader, de inhoud een familiekroniek van de familie Pijper, de stam die op uitsterven staat. Althans deze tak. En wanneer een wat oudere, corpulente dame mij een pakket uit Duitsland overhandigt, maakt zij een bijzondere opmerking: ‘heeft u enig idee hoe ik heet…”!’ Neen, antwoord ik oprecht. ‘Pijpers’, is haar antwoord, en vertrekt met de woorden ‘een goede dag.’ Wat zij hiermee bedoelt, is mij een raadsel. Alhoewel, met enige fantasie valt ook dit keer een samenloop te veronderstellen. En verder” Weinig te melden. Hooguit dat ik afspraken heb gemaakt met mensen uit het verleden, waarbij Santpoort dit keer de kleur bepaalt. Het voormalige Provinciale Ziekenhuis. Nabij Bloemendaal, want dat werd zo geduid. Nabij. Gelijk het nabije van deze woorden geenszins een belemmering hoeven te zijn. Nabij is slechts een medium, waar ik dagelijks gebruik van maak…