Fine-fleur.
Terwijl de fine-fleur der Nederlandse literatuur in Frankfurt verpoost, onder de schaduwen van de Deutsche Bank, verwijl ik nog even bij de dag van gisteren. Waar Jet Bussemaker met Hoogeveen’s leesplankje aan het stoeien is, ben ik wat aan het stoeien gegaan met de werken van Peter Lindbergh. Waar aap, noot, mies in mijn leven een minder grote rol hebben gespeeld als dat ik denk dat onze Jet dit plankje hooguit in een museum voor de literatuur heeft kunnen aanschouwen. Te denken valt aan het museum van Dik Trom… Kunsthal Rotterdam heeft een overweldigende expositie aan deze Lindbergh gewijd. En met overweldigend bedoel ik dan met name de grootte van zijn zwart/wit werken. Modellen die zonder enige glans of bewerking zo natuurlijk mogelijk door hem zijn vastgelegd, waarbij diverse modellen er niet voor schromen een sigaret tussen de vingers te klemmen en met weinig geveinsde blikken of in de lens staren of hun blik op iets elders hebben gericht. En waarbij soms de achtergrond een nadrukkelijke rol speelt. Niet alleen verwierf hij hier wereld vermaardheid mee, maar door deze werken uit naam van bekende couturiers uit te gaan voeren kon hij zich ook andere uitstapjes permitteren. Commercie en kunst op deze manier onlosmakelijk met elkaar verbindend. Dankzij hem konden sommigen tot wereldsterren uit gaan groeien in de zin dat eigen luchies dan wel kledinglijnen tot ontwikkeling zijn gekomen. Maar ook hij werd geinspireerd. Door Fritz Lang, Henri Cartier-Bresson om maar eens wat andere namen te noemen. Uit de tijd van de stomme film, uit de tijd dat zwart/wit gangbaar was en dat het juiste moment, op de juiste plek, onder de juiste condities zich door die samenloop voordeed. En dat maakt zijn beelden stomweg fascinerend. Waarbij ik in eerste instantie enige scepsis had. Dat is geheel weggenomen. Ik zal niet direct een werk van hem aan gaan schaffen, maar door hem werd ik wel weer geattendeerd op Henri Cartier-Bresson. En daar ben ik wel mee aan de haal gegaan…